Indische greppels
De Indische geschiedenis zit vol greppels waar je in kan struikelen en een natte broek kan halen. Die kuilen zijn er vooral om dat de Indische geschiedenis zo sterk een ervaringsgeschiedenis is. Dat brengt mee dat je je voortdurend afvraagt: welk perspectief heeft de auteur; namens wie spreekt zij of hij? Iedereen die zich met de Indische herinnering en geschiedenis bezighoudt, weet wat ik bedoel: de Indische herinnering is gefragmenteerd. Daders, slachtoffers, buitenkampers en geïnterneerden, gekoloniseerden, nationalisten, meelopers en verzetsstrijders: de scheidslijnen zijn talloos en ieder beeld roept een tegenbeeld op.
Opvallend, maar misschien niet verbazingwekkend is dat de herinnering zo’n sleutelrol speelt in de Indische literatuur. Mijn voorgangster, Pamela Pattynama, heeft daar een mooie bundel over geschreven, Bitterzoet. Nu concentreerde zij zich vooral op nostalgie, maar de Indische herinnering omvat veel meer soorten gevoelens: pijn, afstand, verwondering, vijandschap, verbittering, nieuwsgierigheid.
Een van de voorrechten van de hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis (meer dan een mond vol; klachten graag bij de directie) is het geven van onderwijs. De vraag was: hoe doceer je ‘Indië’ aan studenten? De vraag lijkt eenvoudig, maar ga er maar aan staan: welk standpunt je ook kiest, er is altijd een tegenverhaal. Tegenover revolutionairen staan slachtoffers, tegenover witte bestuurders staan Indonesische nationalisten, tegenover Japanse internering staan ellende en collaboratie buiten de kampen. Het moest er allemaal in.
Als eerste daad bedacht ik een college dat me zou dwingen om me te verdiepen in dat deel van mijn leeropdracht dat me wetenschappelijk gezien het minst vertrouwd is: de letterkunde. Ik wilde de literatuur aangrijpen om een aantal van de Indische greppels te verkennen uit de laat-koloniale tijd en de dekolonisatie. En te zien op welke manier zij ons historische inzicht kan verrijken. Kennen Indonesiërs ook nostalgie? Keken vrouwen anders tegen de geschiedenis aan? En vooral: hoe ontkomen we aan de al te dwingende stem van de natie? Kan literatuur een tegenwicht bieden tegen de misplaatste claim van de geschiedschrijving op objectiviteit en neutraliteit?
Opvallend was dat de meeste studenten banden met ‘Indië’ hadden: grootouders die er waren geboren, familieleden die de oorlog hadden meegemaakt, er gevochten hadden, naar Nederland waren vertrokken. Ook opmerkelijk was dat de studenten geen duidelijke opvattingen hadden over goed of slecht in de koloniale geschiedenis. Ze waren er vooral op gebrand om hun familiegeschiedenis context te geven. Overigens bleken studenten weinig over Indië te weten. Alle inspanningen van de afgelopen jaren ten spijt – eindexamens, lespakketten, tentoonstellingen – hebben Indië niet veel dichter bij de mens gebracht. Het blijft een mistige uithoek van onze geschiedbeleving.
De studenten en de docent lazen elke week een grote hoeveelheid, zeer diverse teksten: geschiedwerken, dagboeken, brieven, memoires en fictie. Door deze genres door elkaar te lezen werd literatuur geschiedenis en geschiedenis werd literatuur. Dat betekent niet dat geschiedenis een sprookje werd, maar wel dat de geschiedwerken, die natuurlijk pretenderen neutraal en objectief te zijn, vaak in hun keuze van onderwerp en perspectief duidelijke voorkeuren verraden. En dus maar een halve waarheid vertellen. Voortdurend popte de vraag op welk gezichtspunt de auteur hanteerde. Er kwamen ook heel nadrukkelijk Indonesische auteurs aan het woord, om de simpele reden dat Indische geschiedenis ook hún geschiedenis is.
De ultieme waarheid hebben we niet gevonden, maar daar waren we ook niet naar op zoek. Wel hebben we de geschiedenis van Indië rijker, verwarrender en onzekerder gemaakt. Daarmee zijn we toch iets dichter bij de werkelijkheid gekomen.